schoonbroeder
- schoon·broe·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoonbroeder | schoonbroeders |
verkleinwoord | schoonbroedertje | schoonbroedertjes |
de schoonbroeder m
- echtgenoot van broer of zus, of de broer van de echtgenoot of echtgenote
- Het woord schoonbroeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.