1. Perioden van verwardheid en psychose.
  • schi·zo·fre·nie
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘gespletenheid in de persoonlijkheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1930 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schizofrenie -
verkleinwoord - -

de schizofreniev

  1. (psychologie) chronische geestesziekte met perioden van verwardheid en psychose
    • Hij heeft al twee behandelingen gehad voor zijn schizofrenie. 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]


schizofrenie

  1. schizofrenie


schizofrenie

  1. schizofrenie