psychose
- psy·cho·se
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zielsziekte’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
- Leenwoord uit het Frans.
- met het voorvoegsel psycho- en met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | psychose | psychoses psychosen |
verkleinwoord | psychosetje | psychosetjes |
de psychose v
- (medisch), (psychologie), een geestesziekte waarbij men wanen heeft
- Zij heeft vaak last van psychoses.
1. een geestesziekte waarbij men wanen heeft
- Het woord psychose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "psychose" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "psychose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ psychose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be