• psy·cho·se
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zielsziekte’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
  • Leenwoord uit het Frans.
  • met het voorvoegsel psycho- en met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord psychose psychoses
psychosen
verkleinwoord psychosetje psychosetjes

de psychosev

  1. (medisch), (psychologie), een geestesziekte waarbij men wanen heeft
    • Zij heeft vaak last van psychoses. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]