Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheen·been
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheenbeen scheenbenen
scheenbeenderen
verkleinwoord scheenbeentje scheenbeentjes

Zelfstandig naamwoord

het scheenbeeno

  1. (anatomie) het voorste van beide botten in het onderbeen van de mens
Synoniemen
  • tibia (wetenschappelijke naam)
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be