schaften/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van schaften | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | schaften | te schaften | ||||||
toekomend | zullen schaften | te zullen schaften | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geschaft | te hebben geschaft | ||||||
toekomend | geschaft zullen hebben | geschaft te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
schaftend | geschaft | ev. schaft |
mv. verouderd schaft |
schafte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | schaft | schaft | schaft | schaft | schaft | schaften | schaften | schaften | |
verleden (o.v.t.) | schaftte | schaftte | schaftte | schaftte | schaftte | schaftten | schaftten | schaftten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal schaften | zult/zal schaften | zult/zal schaften | zult schaften | zal schaften | zullen schaften | zullen schaften | zullen schaften | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou schaften | zou schaften | zou(dt) schaften | zoudt schaften | zou schaften | zouden schaften | zouden schaften | zouden schaften | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geschaft | hebt geschaft | hebt/heeft geschaft | hebt geschaft | heeft geschaft | hebben geschaft | hebben geschaft | hebben geschaft | |
verleden (v.v.t.) | had geschaft | had geschaft | had geschaft | hadt geschaft | had geschaft | hadden geschaft | hadden geschaft | hadden geschaft | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geschaft hebben | zal/zult geschaft hebben | zult/zal geschaft hebben | zult geschaft hebben | zal geschaft hebben | zullen geschaft hebben | zullen geschaft hebben | zullen geschaft hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geschaft hebben | zou geschaft hebben | zou/zoudt geschaft hebben | zoudt geschaft hebben | zou geschaft hebben | zouden geschaft hebben | zouden geschaft hebben | zouden geschaft hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geschaft worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geschaft | er is geschaft | |||||||
verleden | er werd geschaft | er was geschaft | |||||||
toekomend | er zal geschaft worden | er zal geschaft zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geschaft worden | er zou geschaft zijn |