• schaf·ten
  • In de betekenis van ‘eten tijdens werkonderbreking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schaften
schaftte
geschaft
zwak -t volledig

schaften

  1. inergatief het werk onderbreken om te eten
    • Laten we eerst maar even schaften. 


vervoeging van
schaffen

schaften

  1. meervoud verleden tijd van schaffen
    • Wij schaften. 
    • Jullie schaften. 
    • Zij schaften. 

de schaftenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schaft
99 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]