sardonisch
- Geluid: sardonisch (hulp, bestand)
- IPA: /sɑr'donis/
- sar·do·nisch
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘boosaardig grijnzend’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- uit het Grieks σαρδονικός 'sardonikós' met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sardonisch | sardonischer | |
verbogen | sardonische | sardonischere | |
partitief | sardonisch | sardonischers | - |
sardonisch [3]
- op een bittere manier grijnzen of lachen
- Zijn grijze baard kan een besmuikte glimlach net niet verhullen, want als deze farce grappig is, dan is de humor toch van de sardonische soort. [4]
- De soberheid waar François Hollande zich tijdens zijn campagne op liet voorstaan, blijkt een rekkelijk begrip. De kapper van de kalende president krijgt maar liefst 9895 euro bruto per maand, onthulde het satirische blad Le Canard Enchaîné. Maar dat biedt geen garantie op een onberispelijke coiffure, constateren Twitteraars met sardonisch genoegen. [5]
- Het woord sardonisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sardonisch" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "sardonisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sardonisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard ZATERDAG 7 OKTOBER 2017
- ↑ Tubantia 13-januari-2009
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be