• sa·dis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord sadisme -
verkleinwoord - -

het sadismeo

  1. (seksualiteit) drang om bevrediging te vinden in het pijnigen en kwellen van anderen
     Zeegers is veertig als ze in een van haar panden in Breda een fetisjclub begint voor BDSM: bondage en discipline, sadisme en masochisme.[4]
  2. (figuurlijk) kennelijke neiging om plezier te beleven aan het leed of de moeite die men anderen bezorgt
     Eerst lag er vrijwel alleen grind, maar nu is er zand toegevoegd en een pletwals strijkt wat oneffenheden weg. Zijn er dan toch grenzen aan het sadisme? Wie het haalt tot de laatste bocht naar links, weet het antwoord. Daar ligt weliswaar weer wat asfalt, maar het is een onvervalste muur: 24 procent. Het is hier dat la belle fille op haar fiets om hulp van boven smeekt.[5]
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. sadisme op website: Etymologiebank.nl
  3. "sadisme" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4.   Weblink bron
    Anne-Martijn van der Kaaden
    “Leonne (57) is geen hij, geen zij, maar allebei” (31 juli 2018) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be