saboteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van saboteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | saboteren | te saboteren | ||||||
toekomend | zullen saboteren | te zullen saboteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesaboteerd | te hebben gesaboteerd | ||||||
toekomend | gesaboteerd zullen hebben | gesaboteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
saboterend | gesaboteerd | ev. saboteer |
mv. verouderd saboteert |
sabotere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | saboteer | saboteert | saboteert | saboteert | saboteert | saboteren | saboteren | saboteren | |
verleden (o.v.t.) | saboteerde | saboteerde | saboteerde | saboteerde | saboteerde | saboteerden | saboteerden | saboteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal saboteren | zult/zal saboteren | zult/zal saboteren | zult saboteren | zal saboteren | zullen saboteren | zullen saboteren | zullen saboteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou saboteren | zou saboteren | zou(dt) saboteren | zoudt saboteren | zou saboteren | zouden saboteren | zouden saboteren | zouden saboteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesaboteerd | hebt gesaboteerd | hebt/heeft gesaboteerd | hebt gesaboteerd | heeft gesaboteerd | hebben gesaboteerd | hebben gesaboteerd | hebben gesaboteerd | |
verleden (v.v.t.) | had gesaboteerd | had gesaboteerd | had gesaboteerd | hadt gesaboteerd | had gesaboteerd | hadden gesaboteerd | hadden gesaboteerd | hadden gesaboteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesaboteerd hebben | zal/zult gesaboteerd hebben | zult/zal gesaboteerd hebben | zult gesaboteerd hebben | zal gesaboteerd hebben | zullen gesaboteerd hebben | zullen gesaboteerd hebben | zullen gesaboteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesaboteerd hebben | zou gesaboteerd hebben | zou/zoudt gesaboteerd hebben | zoudt gesaboteerd hebben | zou gesaboteerd hebben | zouden gesaboteerd hebben | zouden gesaboteerd hebben | zouden gesaboteerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gesaboteerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gesaboteerd | er is gesaboteerd | |||||||
verleden | er werd gesaboteerd | er was gesaboteerd | |||||||
toekomend | er zal gesaboteerd worden | er zal gesaboteerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gesaboteerd worden | er zou gesaboteerd zijn |