Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·bo·teert

Werkwoord

vervoeging van
saboteren

saboteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saboteren
    • Jij saboteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van saboteren
    • Hij saboteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van saboteren
    • Saboteert!