sabotage
- sa·bo·ta·ge
- Naamwoord van handeling van saboteren met het achtervoegsel -age [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sabotage | sabotages |
verkleinwoord | - | - |
de sabotage v
- een ingreep op zaken om deze te laten mislukken of te vernielen
- De geheime agenten zorgden voor de sabotage van de bommen van de terroristische organisatie.
- ▸ Meerdere treinstellen waren verwoest. De oorzaak was waarschijnlijk sabotage.[3]
1. een vijandige ingreep op zaken om deze te laten mislukken of te vernielen
|
- Het woord sabotage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sabotage" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ sabotage op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sabotage | sabotages |
sabotage
- sa·bo·ta·ge
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
sabotage | le sabotage | sabotages | les sabotages |
sabotage m