revideren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van revideren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | revideren | te revideren | ||||||||
toekomend | zullen revideren | te zullen revideren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerevideerd | te hebben gerevideerd | ||||||||
toekomend | gerevideerd zullen hebben | gerevideerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
reviderend | gerevideerd | ev. revideer |
mv. verouderd revideert |
revidere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | revideer | revideert | revideert | revideert | revideert | revideren | revideren | revideren | |||
verleden (o.v.t.) | revideerde | revideerde | revideerde | revideerde | revideerde | revideerden | revideerden | revideerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal revideren | zult/zal revideren | zult/zal revideren | zult revideren | zal revideren | zullen revideren | zullen revideren | zullen revideren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou revideren | zou revideren | zou(dt) revideren | zoudt revideren | zou revideren | zouden revideren | zouden revideren | zouden revideren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerevideerd | hebt gerevideerd | hebt/heeft gerevideerd | hebt gerevideerd | heeft gerevideerd | hebben gerevideerd | hebben gerevideerd | hebben gerevideerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gerevideerd | had gerevideerd | had gerevideerd | hadt gerevideerd | had gerevideerd | hadden gerevideerd | hadden gerevideerd | hadden gerevideerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerevideerd hebben | zal/zult gerevideerd hebben | zult/zal gerevideerd hebben | zult gerevideerd hebben | zal gerevideerd hebben | zullen gerevideerd hebben | zullen gerevideerd hebben | zullen gerevideerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerevideerd hebben | zou gerevideerd hebben | zou/zoudt gerevideerd hebben | zoudt gerevideerd hebben | zou gerevideerd hebben | zouden gerevideerd hebben | zouden gerevideerd hebben | zouden gerevideerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gerevideerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gerevideerd | er is gerevideerd | |||||||||
verleden | er werd gerevideerd | er was gerevideerd | |||||||||
toekomend | er zal gerevideerd worden | er zal gerevideerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gerevideerd worden | er zou gerevideerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gerevideerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gerevideerd worden | gerevideerd te worden | ||||||||
toekomend | gerevideerd zullen worden | gerevideerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gerevideerd zijn | gerevideerd te zijn | ||||||||
toekomend | gerevideerd zullen zijn | gerevideerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gerevideerd | wordt gerevideerd | wordt gerevideerd | wordt gerevideerd | wordt gerevideerd | worden gerevideerd | worden gerevideerd | worden gerevideerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gerevideerd | werd gerevideerd | werd gerevideerd | werdt gerevideerd | werd gerevideerd | werden gerevideerd | werden gerevideerd | werden gerevideerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gerevideerd worden | zult gerevideerd worden | zult gerevideerd worden | zult gerevideerd worden | zal gerevideerd worden | zullen gerevideerd worden | zullen gerevideerd worden | zullen gerevideerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gerevideerd worden | zou gerevideerd worden | zou/zoudt gerevideerd worden | zoudt gerevideerd worden | zou gerevideerd worden | zouden gerevideerd worden | zouden gerevideerd worden | zouden gerevideerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gerevideerd | bent gerevideerd | bent/is gerevideerd | zijt gerevideerd | is gerevideerd | zijn gerevideerd | zijn gerevideerd | zijn gerevideerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gerevideerd | was gerevideerd | was gerevideerd | waart gerevideerd | was gerevideerd | waren gerevideerd | waren gerevideerd | waren gerevideerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerevideerd zijn | zult gerevideerd zijn | zult gerevideerd zijn | zult gerevideerd zijn | zal gerevideerd zijn | zullen gerevideerd zijn | zullen gerevideerd zijn | zullen gerevideerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerevideerd zijn | zou gerevideerd zijn | zou/zoudt gerevideerd zijn | zoudt gerevideerd zijn | zou gerevideerd zijn | zouden gerevideerd zijn | zouden gerevideerd zijn | zouden gerevideerd zijn |