Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: reuzengroot


  • reu·ze·groot
stellend
onverbogen reuzegroot
verbogen reuzegrote
partitief reuzegroots

reuzegroot

  1. heel erg groot
    • Door de droogte is er een reuzegroot risico op bosbrand. 
    • Hij droeg een reuzegroot shirt dat tot zijn knieën kwam. 
     De onderzoekers lieten hun honden razen langs de stranden van Lake Michigan. Dat is een reuzegroot meer in Amerika en Canada. Het IJsselmeer past er 50 keer in![3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Reuzenkans / reuzekans” op taaladvies.net
  3.   Weblink bron
    Lucas Brouwers
    “Collies gaan op meeuwenjacht” (24 mei 2014) op nrc.nl