rechtbreien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van rechtbreien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rechtbreien | recht te breien | ||||||||
toekomend | zullen rechtbreien recht zullen breien |
te zullen rechtbreien recht te zullen breien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben rechtgebreid | te hebben rechtgebreid | ||||||||
toekomend | rechtgebreid zullen hebben | rechtgebreid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
rechtbreiend | rechtgebreid | ev. brei recht |
mv. verouderd breit recht |
breie recht (bijzin) rechtbreie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | brei recht | breit recht | breit recht | breit recht | breit recht | breien recht | breien recht | breien recht | |||
verleden (o.v.t.) | breide recht | breide recht | breide recht | breide recht | breide recht | breiden recht | breiden recht | breiden recht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rechtbreien | zult/zal rechtbreien | zult/zal rechtbreien | zult rechtbreien | zal rechtbreien | zullen rechtbreien | zullen rechtbreien | zullen rechtbreien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rechtbreien | zou rechtbreien | zou(dt) rechtbreien | zoudt rechtbreien | zou rechtbreien | zouden rechtbreien | zouden rechtbreien | zouden rechtbreien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | rechtbrei | rechtbreit | rechtbreit | rechtbreit | rechtbreit | rechtbreien | rechtbreien | rechtbreien | |||
verleden (o.v.t.) | rechtbreide | rechtbreide | rechtbreide | rechtbreide | rechtbreide | rechtbreiden | rechtbreiden | rechtbreiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rechtbreien recht zal breien |
zult/zal rechtbreien recht zult/zal breien |
zult/zal rechtbreien recht zult/zal breien |
zult rechtbreien recht zult breien |
zal rechtbreien recht zal breien |
zullen rechtbreien recht zullen breien |
zullen rechtbreien recht zullen breien |
zullen rechtbreien recht zullen breien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rechtbreien recht zou breien |
zou rechtbreien recht zou breien |
zou(dt) rechtbreien recht zou(dt) breien |
zoudt rechtbreien recht zoudt breien |
zou rechtbreien recht zou breien |
zouden rechtbreien recht zouden breien |
zouden rechtbreien recht zouden breien |
zouden rechtbreien recht zouden breien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb rechtgebreid | hebt rechtgebreid | hebt/heeft rechtgebreid | hebt rechtgebreid | heeft rechtgebreid | hebben rechtgebreid | hebben rechtgebreid | hebben rechtgebreid | |||
verleden (v.v.t.) | had rechtgebreid | had rechtgebreid | had rechtgebreid | hadt rechtgebreid | had rechtgebreid | hadden rechtgebreid | hadden rechtgebreid | hadden rechtgebreid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal rechtgebreid hebben | zal/zult rechtgebreid hebben | zult/zal rechtgebreid hebben | zult rechtgebreid hebben | zal rechtgebreid hebben | zullen rechtgebreid hebben | zullen rechtgebreid hebben | zullen rechtgebreid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rechtgebreid hebben | zou rechtgebreid hebben | zou/zoudt rechtgebreid hebben | zoudt rechtgebreid hebben | zou rechtgebreid hebben | zouden rechtgebreid hebben | zouden rechtgebreid hebben | zouden rechtgebreid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm rechtgebreid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt rechtgebreid | er is rechtgebreid | |||||||||
verleden | er werd rechtgebreid | er was rechtgebreid | |||||||||
toekomend | er zal rechtgebreid worden | er zal rechtgebreid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou rechtgebreid worden | er zou rechtgebreid zijn | |||||||||
lijdende vorm rechtgebreid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rechtgebreid worden | rechtgebreid te worden | ||||||||
toekomend | rechtgebreid zullen worden | rechtgebreid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | rechtgebreid zijn | rechtgebreid te zijn | ||||||||
toekomend | rechtgebreid zullen zijn | rechtgebreid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word rechtgebreid | wordt rechtgebreid | wordt rechtgebreid | wordt rechtgebreid | wordt rechtgebreid | worden rechtgebreid | worden rechtgebreid | worden rechtgebreid | |||
verleden (o.v.t.) | werd rechtgebreid | werd rechtgebreid | werd rechtgebreid | werdt rechtgebreid | werd rechtgebreid | werden rechtgebreid | werden rechtgebreid | werden rechtgebreid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal rechtgebreid worden | zult rechtgebreid worden | zult rechtgebreid worden | zult rechtgebreid worden | zal rechtgebreid worden | zullen rechtgebreid worden | zullen rechtgebreid worden | zullen rechtgebreid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rechtgebreid worden | zou rechtgebreid worden | zou/zoudt rechtgebreid worden | zoudt rechtgebreid worden | zou rechtgebreid worden | zouden rechtgebreid worden | zouden rechtgebreid worden | zouden rechtgebreid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben rechtgebreid | bent rechtgebreid | bent/is rechtgebreid | zijt rechtgebreid | is rechtgebreid | zijn rechtgebreid | zijn rechtgebreid | zijn rechtgebreid | |||
verleden (v.v.t.) | was rechtgebreid | was rechtgebreid | was rechtgebreid | waart rechtgebreid | was rechtgebreid | waren rechtgebreid | waren rechtgebreid | waren rechtgebreid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal rechtgebreid zijn | zult rechtgebreid zijn | zult rechtgebreid zijn | zult rechtgebreid zijn | zal rechtgebreid zijn | zullen rechtgebreid zijn | zullen rechtgebreid zijn | zullen rechtgebreid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rechtgebreid zijn | zou rechtgebreid zijn | zou/zoudt rechtgebreid zijn | zoudt rechtgebreid zijn | zou rechtgebreid zijn | zouden rechtgebreid zijn | zouden rechtgebreid zijn | zouden rechtgebreid zijn |