• pri·mair
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voornaamst’ voor het eerst aangetroffen in 1908 [1]
  • [zelfstandig naamwoord] van Frans Primaire; als "primarj" voor het eerst gebruikt in 1759 door de Italiaanse geoloog G. Arduino[2][3]
  • [bijvoeglijk naamwoord] van Frans primaire met het achtervoegsel -air [4] [5]
enkelvoud meervoud
naamwoord primair
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

het primairo

  1. (geologie) (verouderd) geologisch tijdperk met grote verscheidenheid van leven in de zeeën
    • Zo werd b.v. de afstand tussen sporeplanten en zaadplanten aanmerkelijk ingekort door de ontdekking van de Pteridospermen uit het primair; de klove die de naaktzadigen van de bedektzadigen scheidde werd aanzienlijk verengd door het vinden van de Cycaöidae uit het secundair. [6]
  • Vóór 2006 was de spelling Primair. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
  • Volgens de standaard van de Internationale Commissie voor Stratigrafie heet dit tijdperk "paleozoïcum"[7]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen primair primairder primairst
verbogen primaire primairdere primairste
partitief primairs primairders -

primair

  1. als eerste, de eerste plaats hebbende
     Ben & Jerry's had bij de overname door Unilever in 2000 bedongen dat het zijn eigen koers mocht blijven varen op het gebied van zijn sociale missie. Unilever werd daarbij primair verantwoordelijk voor financiële en operationele beslissingen. Volgens Unilever is Ben & Jerry's alleen in Israël verkocht. Het concern blijft eigenaar van het merk elders.[8]
  2. grondbeginselen betreffend
  3. de belangrijkste betreffend
  4. van oorsprong, oorspronkelijk
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[9]