presenteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van presenteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | presenteren | te presenteren | ||||||||
toekomend | zullen presenteren | te zullen presenteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepresenteerd | te hebben gepresenteerd | ||||||||
toekomend | gepresenteerd zullen hebben | gepresenteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
presenterend | gepresenteerd | ev. presenteer |
mv. verouderd presenteert |
presentere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | presenteer | presenteert | presenteert | presenteert | presenteert | presenteren | presenteren | presenteren | |||
verleden (o.v.t.) | presenteerde | presenteerde | presenteerde | presenteerde | presenteerde | presenteerden | presenteerden | presenteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal presenteren | zult/zal presenteren | zult/zal presenteren | zult presenteren | zal presenteren | zullen presenteren | zullen presenteren | zullen presenteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou presenteren | zou presenteren | zou(dt) presenteren | zoudt presenteren | zou presenteren | zouden presenteren | zouden presenteren | zouden presenteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepresenteerd | hebt gepresenteerd | hebt/heeft gepresenteerd | hebt gepresenteerd | heeft gepresenteerd | hebben gepresenteerd | hebben gepresenteerd | hebben gepresenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepresenteerd | had gepresenteerd | had gepresenteerd | hadt gepresenteerd | had gepresenteerd | hadden gepresenteerd | hadden gepresenteerd | hadden gepresenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepresenteerd hebben | zal/zult gepresenteerd hebben | zult/zal gepresenteerd hebben | zult gepresenteerd hebben | zal gepresenteerd hebben | zullen gepresenteerd hebben | zullen gepresenteerd hebben | zullen gepresenteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepresenteerd hebben | zou gepresenteerd hebben | zou/zoudt gepresenteerd hebben | zoudt gepresenteerd hebben | zou gepresenteerd hebben | zouden gepresenteerd hebben | zouden gepresenteerd hebben | zouden gepresenteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepresenteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepresenteerd | er is gepresenteerd | |||||||||
verleden | er werd gepresenteerd | er was gepresenteerd | |||||||||
toekomend | er zal gepresenteerd worden | er zal gepresenteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepresenteerd worden | er zou gepresenteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepresenteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepresenteerd worden | gepresenteerd te worden | ||||||||
toekomend | gepresenteerd zullen worden | gepresenteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepresenteerd zijn | gepresenteerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepresenteerd zullen zijn | gepresenteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepresenteerd | wordt gepresenteerd | wordt gepresenteerd | wordt gepresenteerd | wordt gepresenteerd | worden gepresenteerd | worden gepresenteerd | worden gepresenteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepresenteerd | werd gepresenteerd | werd gepresenteerd | werdt gepresenteerd | werd gepresenteerd | werden gepresenteerd | werden gepresenteerd | werden gepresenteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepresenteerd worden | zult gepresenteerd worden | zult gepresenteerd worden | zult gepresenteerd worden | zal gepresenteerd worden | zullen gepresenteerd worden | zullen gepresenteerd worden | zullen gepresenteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepresenteerd worden | zou gepresenteerd worden | zou/zoudt gepresenteerd worden | zoudt gepresenteerd worden | zou gepresenteerd worden | zouden gepresenteerd worden | zouden gepresenteerd worden | zouden gepresenteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepresenteerd | bent gepresenteerd | bent/is gepresenteerd | zijt gepresenteerd | is gepresenteerd | zijn gepresenteerd | zijn gepresenteerd | zijn gepresenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepresenteerd | was gepresenteerd | was gepresenteerd | waart gepresenteerd | was gepresenteerd | waren gepresenteerd | waren gepresenteerd | waren gepresenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepresenteerd zijn | zult gepresenteerd zijn | zult gepresenteerd zijn | zult gepresenteerd zijn | zal gepresenteerd zijn | zullen gepresenteerd zijn | zullen gepresenteerd zijn | zullen gepresenteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepresenteerd zijn | zou gepresenteerd zijn | zou/zoudt gepresenteerd zijn | zoudt gepresenteerd zijn | zou gepresenteerd zijn | zouden gepresenteerd zijn | zouden gepresenteerd zijn | zouden gepresenteerd zijn |