postuleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van postuleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | postuleren | te postuleren | ||||||||
toekomend | zullen postuleren | te zullen postuleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepostuleerd | te hebben gepostuleerd | ||||||||
toekomend | gepostuleerd zullen hebben | gepostuleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
postulerend | gepostuleerd | ev. postuleer |
mv. verouderd postuleert |
postulere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | postuleer | postuleert | postuleert | postuleert | postuleert | postuleren | postuleren | postuleren | |||
verleden (o.v.t.) | postuleerde | postuleerde | postuleerde | postuleerde | postuleerde | postuleerden | postuleerden | postuleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal postuleren | zult/zal postuleren | zult/zal postuleren | zult postuleren | zal postuleren | zullen postuleren | zullen postuleren | zullen postuleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou postuleren | zou postuleren | zou(dt) postuleren | zoudt postuleren | zou postuleren | zouden postuleren | zouden postuleren | zouden postuleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepostuleerd | hebt gepostuleerd | hebt/heeft gepostuleerd | hebt gepostuleerd | heeft gepostuleerd | hebben gepostuleerd | hebben gepostuleerd | hebben gepostuleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepostuleerd | had gepostuleerd | had gepostuleerd | hadt gepostuleerd | had gepostuleerd | hadden gepostuleerd | hadden gepostuleerd | hadden gepostuleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepostuleerd hebben | zal/zult gepostuleerd hebben | zult/zal gepostuleerd hebben | zult gepostuleerd hebben | zal gepostuleerd hebben | zullen gepostuleerd hebben | zullen gepostuleerd hebben | zullen gepostuleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepostuleerd hebben | zou gepostuleerd hebben | zou/zoudt gepostuleerd hebben | zoudt gepostuleerd hebben | zou gepostuleerd hebben | zouden gepostuleerd hebben | zouden gepostuleerd hebben | zouden gepostuleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepostuleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepostuleerd | er is gepostuleerd | |||||||||
verleden | er werd gepostuleerd | er was gepostuleerd | |||||||||
toekomend | er zal gepostuleerd worden | er zal gepostuleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepostuleerd worden | er zou gepostuleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepostuleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepostuleerd worden | gepostuleerd te worden | ||||||||
toekomend | gepostuleerd zullen worden | gepostuleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepostuleerd zijn | gepostuleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepostuleerd zullen zijn | gepostuleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepostuleerd | wordt gepostuleerd | wordt gepostuleerd | wordt gepostuleerd | wordt gepostuleerd | worden gepostuleerd | worden gepostuleerd | worden gepostuleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepostuleerd | werd gepostuleerd | werd gepostuleerd | werdt gepostuleerd | werd gepostuleerd | werden gepostuleerd | werden gepostuleerd | werden gepostuleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepostuleerd worden | zult gepostuleerd worden | zult gepostuleerd worden | zult gepostuleerd worden | zal gepostuleerd worden | zullen gepostuleerd worden | zullen gepostuleerd worden | zullen gepostuleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepostuleerd worden | zou gepostuleerd worden | zou/zoudt gepostuleerd worden | zoudt gepostuleerd worden | zou gepostuleerd worden | zouden gepostuleerd worden | zouden gepostuleerd worden | zouden gepostuleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepostuleerd | bent gepostuleerd | bent/is gepostuleerd | zijt gepostuleerd | is gepostuleerd | zijn gepostuleerd | zijn gepostuleerd | zijn gepostuleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepostuleerd | was gepostuleerd | was gepostuleerd | waart gepostuleerd | was gepostuleerd | waren gepostuleerd | waren gepostuleerd | waren gepostuleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepostuleerd zijn | zult gepostuleerd zijn | zult gepostuleerd zijn | zult gepostuleerd zijn | zal gepostuleerd zijn | zullen gepostuleerd zijn | zullen gepostuleerd zijn | zullen gepostuleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepostuleerd zijn | zou gepostuleerd zijn | zou/zoudt gepostuleerd zijn | zoudt gepostuleerd zijn | zou gepostuleerd zijn | zouden gepostuleerd zijn | zouden gepostuleerd zijn | zouden gepostuleerd zijn |