plooien
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
plooien | plooiend |
plooiing | plooibaar |
plooisel | - |
- plooi·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
plooien |
plooide |
geplooid |
zwak -d | volledig |
plooien
- overgankelijk iets in losse vouwen opstapelen
- Vouw de pijpen netjes over elkaar en plooi de broek over de hanger. [2]
- overgankelijk rimpelen van het gezicht, veranderen van gezichtsuitdrukking
- Hij plooit zijn gezicht in een grijns.
- overgankelijk geschikt maken, vormen, ombuigen
- Sinds mijn overstap kan zij haar baan plooien rond mijn regelmatige bestaan als docent. [3]
- wederkerend zich schikken naar
- De taal plooit zich voortdurend naar de veranderende omstandigheden.
- Opvallend gewillig plooit hij zich in die rol.
- buigen van een gewricht
- Claeys kreeg de eerste medische zorgen in de teambus, maar liet uiteindelijk geen radiografie nemen. “Ik heb dat niet gedaan, ik denk niet dat er iets gebroken is”, zei hij. “Ik kan mijn elleboog plooien en strekken, maar dat is zeer pijnlijk en doe ik maar aan 20 à 25 procent. Tja, we moeten verder. Stel dat hij gebroken is, dan zien we dat morgen wel. Ik wil graag op die fiets. De kinesist is me nu aan het behandelen. Hopelijk heb ik wel een goede nachtrust en kan ik gewoon starten.”[4]
- schikken en plooien
- afplooien, beplooien, hoboken-plooien, inplooien, omplooien, ontplooien, openplooien, opplooien, terugplooien, verplooien
1. iets in losse vouwen opstapelen
de plooien mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord plooi
- Het woord plooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plooien" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ plooien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Strijken : Hoe kiezen?
- ↑ Volkskrant 17-03-2010
- ↑ De Standaard 02/07/2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be