• plagg
  • Ontleend aan het Oudnoordse woord plagg
Naar frequentie 37081
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   plagg     plagget     plagg     plagga
plaggene  
genitief   plaggs     plaggets     plaggs     plaggas
plaggenes  

plagg, o

  1. (kleding) kledingstuk
  • ansiktsdekkende plagg [1]
gezichtsbedekkende kleding (bijv. een boerka)
«Universitetet i Oslo vil ikke forby ansiktsdekkende plagg
De Universiteit van Oslo wil geen gezichtsbedekkende kleding verbieden.
  • varme plagg
warme kleding
  • vindtette plagg
winddichte kleding

plagg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van plagg
  1. Uit de krant 'Aftenposten' van 8 september 2017:
    Universitetet i Oslo vil ikke forby ansiktsdekkende plagg (geraadplegd 2017-09-08)
    https://www.aftenposten.no/norge/i/rQ4We/Universitetet-i-Oslo-vil-ikke-forby-ansiktsdekkende-plagg (in het Noors)


  • plagg
  • Ontleend aan het Oudnoordse woord plagg
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   plagg     plagget     plagg     plagga  

plagg, o

  1. (kleding) kledingstuk
  2. (kleding) halsdoek, hoofddoek (een vierkante sjaal voor vrouwen)
  3. (kleding) hemd, shirt (voor vrouwen)
  4. (kleding) borstrok, onderhemd (voor vrouwen)
  5. (huishouden) beddegoed, beddenlaken, beddensprei
  6. (kaartspel) strippoker
  7. een loszinnige vrouw
  8. in samenstellingen: bijv. altarsplagg (= altaardwaal), bordplagg, perseplagg, ysteplagg
  • [6]: spela plagg
strippoker spelen

plagg

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van plagg