pita
- pi·ta
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pita | pita's |
verkleinwoord | pitaatje | pitaatjes |
de pita m
- (voeding) plat broodje met een zachte korst, gebruikt als een basis voor mediterrane gerechten
-
1. Een pita.
-
1. Een stapeltje van 5 pita's.
-
1. Een pita met falafel.
- Het woord pita staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pita" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ pitabroodje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /pʲita/
pita
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van pity
pita v
- (voeding) pita, pitabroodje; een plat broodje met een zachte korst
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
pita
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van pity
- vocatief vrouwelijk enkelvoud van pity
vervoeging van |
---|
pitar |
pita
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pitar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pitar
- IPA: /pɪta/
- pi·ta
pita v
- (voeding) pita, pitabroodje; een plat broodje met een zachte korst
- (zangvogels) pitta; een vogel in de onderorde schreeuwvogels
- sisal; vezels van de Agave
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | pita | pity |
genitief | pity | pit |
datief | pitě | pitám |
accusatief | pitu | pity |
vocatief | pito | pity |
locatief | pitě | pitách |
instrumentalis | pitou | pitami |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
pita