pacificeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van pacificeren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | pacificeren | te pacificeren | ||||||
toekomend | zullen pacificeren | te zullen pacificeren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepacificeerd | te hebben gepacificeerd | ||||||
toekomend | gepacificeerd zullen hebben | gepacificeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
pacificerend | gepacificeerd | ev. pacificeer |
mv. verouderd pacificeert |
pacificere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | pacificeer | pacificeert | pacificeert | pacificeert | pacificeert | pacificeren | pacificeren | pacificeren | |
verleden (o.v.t.) | pacificeerde | pacificeerde | pacificeerde | pacificeerde | pacificeerde | pacificeerden | pacificeerden | pacificeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal pacificeren | zult/zal pacificeren | zult/zal pacificeren | zult pacificeren | zal pacificeren | zullen pacificeren | zullen pacificeren | zullen pacificeren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou pacificeren | zou pacificeren | zou(dt) pacificeren | zoudt pacificeren | zou pacificeren | zouden pacificeren | zouden pacificeren | zouden pacificeren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepacificeerd | hebt gepacificeerd | hebt/heeft gepacificeerd | hebt gepacificeerd | heeft gepacificeerd | hebben gepacificeerd | hebben gepacificeerd | hebben gepacificeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gepacificeerd | had gepacificeerd | had gepacificeerd | hadt gepacificeerd | had gepacificeerd | hadden gepacificeerd | hadden gepacificeerd | hadden gepacificeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepacificeerd hebben | zal/zult gepacificeerd hebben | zult/zal gepacificeerd hebben | zult gepacificeerd hebben | zal gepacificeerd hebben | zullen gepacificeerd hebben | zullen gepacificeerd hebben | zullen gepacificeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepacificeerd hebben | zou gepacificeerd hebben | zou/zoudt gepacificeerd hebben | zoudt gepacificeerd hebben | zou gepacificeerd hebben | zouden gepacificeerd hebben | zouden gepacificeerd hebben | zouden gepacificeerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gepacificeerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gepacificeerd | er is gepacificeerd | |||||||
verleden | er werd gepacificeerd | er was gepacificeerd | |||||||
toekomend | er zal gepacificeerd worden | er zal gepacificeerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gepacificeerd worden | er zou gepacificeerd zijn |