• pa·ci·fi·ceer
vervoeging van
pacificeren

pacificeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacificeren
    • Ik pacificeer. 
  2. gebiedende wijs van pacificeren
    • Pacificeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pacificeren
    • Pacificeer je?