paaien/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van paaien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | paaien | te paaien | ||||||||
toekomend | zullen paaien | te zullen paaien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepaaid | te hebben gepaaid | ||||||||
toekomend | gepaaid zullen hebben | gepaaid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
paaiend | gepaaid | ev. paai |
mv. verouderd paait |
paaie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | paai | paait | paait | paait | paait | paaien | paaien | paaien | |||
verleden (o.v.t.) | paaide | paaide | paaide | paaide | paaide | paaiden | paaiden | paaiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal paaien | zult/zal paaien | zult/zal paaien | zult paaien | zal paaien | zullen paaien | zullen paaien | zullen paaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou paaien | zou paaien | zou(dt) paaien | zoudt paaien | zou paaien | zouden paaien | zouden paaien | zouden paaien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepaaid | hebt gepaaid | hebt/heeft gepaaid | hebt gepaaid | heeft gepaaid | hebben gepaaid | hebben gepaaid | hebben gepaaid | |||
verleden (v.v.t.) | had gepaaid | had gepaaid | had gepaaid | hadt gepaaid | had gepaaid | hadden gepaaid | hadden gepaaid | hadden gepaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepaaid hebben | zal/zult gepaaid hebben | zult/zal gepaaid hebben | zult gepaaid hebben | zal gepaaid hebben | zullen gepaaid hebben | zullen gepaaid hebben | zullen gepaaid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepaaid hebben | zou gepaaid hebben | zou/zoudt gepaaid hebben | zoudt gepaaid hebben | zou gepaaid hebben | zouden gepaaid hebben | zouden gepaaid hebben | zouden gepaaid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepaaid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepaaid | er is gepaaid | |||||||||
verleden | er werd gepaaid | er was gepaaid | |||||||||
toekomend | er zal gepaaid worden | er zal gepaaid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepaaid worden | er zou gepaaid zijn | |||||||||
lijdende vorm gepaaid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepaaid worden | gepaaid te worden | ||||||||
toekomend | gepaaid zullen worden | gepaaid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepaaid zijn | gepaaid te zijn | ||||||||
toekomend | gepaaid zullen zijn | gepaaid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepaaid | wordt gepaaid | wordt gepaaid | wordt gepaaid | wordt gepaaid | worden gepaaid | worden gepaaid | worden gepaaid | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepaaid | werd gepaaid | werd gepaaid | werdt gepaaid | werd gepaaid | werden gepaaid | werden gepaaid | werden gepaaid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepaaid worden | zult gepaaid worden | zult gepaaid worden | zult gepaaid worden | zal gepaaid worden | zullen gepaaid worden | zullen gepaaid worden | zullen gepaaid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepaaid worden | zou gepaaid worden | zou/zoudt gepaaid worden | zoudt gepaaid worden | zou gepaaid worden | zouden gepaaid worden | zouden gepaaid worden | zouden gepaaid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepaaid | bent gepaaid | bent/is gepaaid | zijt gepaaid | is gepaaid | zijn gepaaid | zijn gepaaid | zijn gepaaid | |||
verleden (v.v.t.) | was gepaaid | was gepaaid | was gepaaid | waart gepaaid | was gepaaid | waren gepaaid | waren gepaaid | waren gepaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepaaid zijn | zult gepaaid zijn | zult gepaaid zijn | zult gepaaid zijn | zal gepaaid zijn | zullen gepaaid zijn | zullen gepaaid zijn | zullen gepaaid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepaaid zijn | zou gepaaid zijn | zou/zoudt gepaaid zijn | zoudt gepaaid zijn | zou gepaaid zijn | zouden gepaaid zijn | zouden gepaaid zijn | zouden gepaaid zijn |