overtreffen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overtreffen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overtreffen | te overtreffen | ||||||||
toekomend | zullen overtreffen | te zullen overtreffen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overtroffen | te hebben overtroffen | ||||||||
toekomend | overtroffen zullen hebben | overtroffen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overtreffend | overtroffen | ev. overtref |
mv. verouderd overtreft |
overtreffe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overtref | overtreft | overtreft | overtreft | overtreft | overtreffen | overtreffen | overtreffen | |||
verleden (o.v.t.) | overtrof | overtrof | overtrof | overtrof | overtrof | overtroffen | overtroffen | overtroffen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overtreffen | zult/zal overtreffen | zult/zal overtreffen | zult overtreffen | zal overtreffen | zullen overtreffen | zullen overtreffen | zullen overtreffen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overtreffen | zou overtreffen | zou(dt) overtreffen | zoudt overtreffen | zou overtreffen | zouden overtreffen | zouden overtreffen | zouden overtreffen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overtroffen | hebt overtroffen | hebt/heeft overtroffen | hebt overtroffen | heeft overtroffen | hebben overtroffen | hebben overtroffen | hebben overtroffen | |||
verleden (v.v.t.) | had overtroffen | had overtroffen | had overtroffen | hadt overtroffen | had overtroffen | hadden overtroffen | hadden overtroffen | hadden overtroffen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overtroffen hebben | zal/zult overtroffen hebben | zult/zal overtroffen hebben | zult overtroffen hebben | zal overtroffen hebben | zullen overtroffen hebben | zullen overtroffen hebben | zullen overtroffen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overtroffen hebben | zou overtroffen hebben | zou/zoudt overtroffen hebben | zoudt overtroffen hebben | zou overtroffen hebben | zouden overtroffen hebben | zouden overtroffen hebben | zouden overtroffen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overtroffen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overtroffen | er is overtroffen | |||||||||
verleden | er werd overtroffen | er was overtroffen | |||||||||
toekomend | er zal overtroffen worden | er zal overtroffen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overtroffen worden | er zou overtroffen zijn | |||||||||
lijdende vorm overtroffen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overtroffen worden | overtroffen te worden | ||||||||
toekomend | overtroffen zullen worden | overtroffen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overtroffen zijn | overtroffen te zijn | ||||||||
toekomend | overtroffen zullen zijn | overtroffen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overtroffen | wordt overtroffen | wordt overtroffen | wordt overtroffen | wordt overtroffen | worden overtroffen | worden overtroffen | worden overtroffen | |||
verleden (o.v.t.) | werd overtroffen | werd overtroffen | werd overtroffen | werdt overtroffen | werd overtroffen | werden overtroffen | werden overtroffen | werden overtroffen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overtroffen worden | zult overtroffen worden | zult overtroffen worden | zult overtroffen worden | zal overtroffen worden | zullen overtroffen worden | zullen overtroffen worden | zullen overtroffen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overtroffen worden | zou overtroffen worden | zou/zoudt overtroffen worden | zoudt overtroffen worden | zou overtroffen worden | zouden overtroffen worden | zouden overtroffen worden | zouden overtroffen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overtroffen | bent overtroffen | bent/is overtroffen | zijt overtroffen | is overtroffen | zijn overtroffen | zijn overtroffen | zijn overtroffen | |||
verleden (v.v.t.) | was overtroffen | was overtroffen | was overtroffen | waart overtroffen | was overtroffen | waren overtroffen | waren overtroffen | waren overtroffen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overtroffen zijn | zult overtroffen zijn | zult overtroffen zijn | zult overtroffen zijn | zal overtroffen zijn | zullen overtroffen zijn | zullen overtroffen zijn | zullen overtroffen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overtroffen zijn | zou overtroffen zijn | zou/zoudt overtroffen zijn | zoudt overtroffen zijn | zou overtroffen zijn | zouden overtroffen zijn | zouden overtroffen zijn | zouden overtroffen zijn |