overtreft
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·treft
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overtreffen |
overtreft
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreffen
- Jij overtreft.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overtreffen
- Hij overtreft.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overtreffen
- Overtreft!