• over·stap
enkelvoud meervoud
naamwoord overstap overstappen
verkleinwoord overstapje overstapjes

de overstapm

  1. handeling van over iets heen te stappen
  2. (verkeer) verandering van het ene vervoermiddel in het andere
     Van alle passagiers op Schiphol is bijna 40 procent er alleen voor een overstap, op vluchten van KLM is het aantal overstappers zelfs bijna 70 procent.[2]
  3. houten of stenen trapje of laddertje bij een heining of lage muur dat is aangebracht om daar makkelijk overheen te kunnen stappen
vervoeging van
overstappen

overstap

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overstappen
    • ... dat ik overstap. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be