overstap
- over·stap
- zn: van Middelnederlands overstap; naamwoord van handeling van overstappen ww (zonder -en) [1]
- ww: overstappen ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overstap | overstappen |
verkleinwoord | overstapje | overstapjes |
de overstap m
- handeling van over iets heen te stappen
- (verkeer) verandering van het ene vervoermiddel in het andere
- ▸ Van alle passagiers op Schiphol is bijna 40 procent er alleen voor een overstap, op vluchten van KLM is het aantal overstappers zelfs bijna 70 procent.[2]
- houten of stenen trapje of laddertje bij een heining of lage muur dat is aangebracht om daar makkelijk overheen te kunnen stappen
2. verandering van vervoermiddel
3. trapje, laddertje om over een heining te komen
vervoeging van |
---|
overstappen |
overstap
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overstappen
- ... dat ik overstap.
- Het woord overstap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overstap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Judith van de Hulsbeek“Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be