Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·stap·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overstapper overstappers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de overstapperm

  1. reiziger die van het ene naar het andere vervoermiddel overstapt
     Van alle passagiers op Schiphol is bijna 40 procent er alleen voor een overstap, op vluchten van KLM is het aantal overstappers zelfs bijna 70 procent.[2]
  2. iemand die regelmatig wisselt qua ziektekostenverzekering, energiemaatschappij e.d.
     ,,Leon is een slimme overstapper’’, zegt zorgexpert Suzanne Löwik van Pricewise. Zo maakt hij voor ieder gezinslid een eigen vergelijking. ,,Wij raden iedereen aan dit te doen. Het komt namelijk zelden voor dat partners exact dezelfde zorgbehoefte hebben.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS
  3.   Weblink bron “Leon (59) stapt elk jaar over van verzekeraar: ‘Het is een half uurtje werk’” (24-12-2020), Tubantia