heining
- hei·ning
- In de betekenis van ‘schutting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
- Naamwoord van handeling van heinen met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heining | heiningen |
verkleinwoord | heininkje | heininkjes |
- Het woord heining staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heining" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "heining" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heining op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be