barrière
- bar·ri·è·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘versperring’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | barrière | barrières |
verkleinwoord | barrièretje | barrièretjes |
- begrenzing, bescherming, belemmering
- Zijn lage opleiding vormde een barrière voor zijn verdere promotie.
- Wij moesten stoppen want de brokstukken van het ongeluk vormde een barrière.
- ▸ Ik legde mijn handen op de marmeren brugleuning en keek neer op het gewemel op het groenblauwe water, dat eerder een levensader was dan een barrière.[2]
- ▸ Diep in hun hart wilden ze wel met elkaar praten, maar barrières van zelfverwijt en lethargie lieten dit niet toe.[3]
1. begrenzing, bescherming
- Het woord barrière staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "barrière" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "barrière" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
barrière | la barrière | barrières | les barrières |
barrière v