overrulen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van overrulen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overrulen | te overrulen | ||||||||
toekomend | zullen overrulen | te zullen overrulen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overruled | te hebben overruled | ||||||||
toekomend | overruled zullen hebben | overruled te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overrulend | overruled | ev. overrule |
mv. verouderd overrulet |
overrule | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overrule | overrulet | overrulet | overrulet | overrulet | overrulen | overrulen | overrulen | |||
verleden (o.v.t.) | overrulede | overrulede | overrulede | overrulede | overrulede | overruleden | overruleden | overruleden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overrulen | zult/zal overrulen | zult/zal overrulen | zult overrulen | zal overrulen | zullen overrulen | zullen overrulen | zullen overrulen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overrulen | zou overrulen | zou(dt) overrulen | zoudt overrulen | zou overrulen | zouden overrulen | zouden overrulen | zouden overrulen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overruled | hebt overruled | hebt/heeft overruled | hebt overruled | heeft overruled | hebben overruled | hebben overruled | hebben overruled | |||
verleden (v.v.t.) | had overruled | had overruled | had overruled | hadt overruled | had overruled | hadden overruled | hadden overruled | hadden overruled | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overruled hebben | zal/zult overruled hebben | zult/zal overruled hebben | zult overruled hebben | zal overruled hebben | zullen overruled hebben | zullen overruled hebben | zullen overruled hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overruled hebben | zou overruled hebben | zou/zoudt overruled hebben | zoudt overruled hebben | zou overruled hebben | zouden overruled hebben | zouden overruled hebben | zouden overruled hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overruled worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overruled | er is overruled | |||||||||
verleden | er werd overruled | er was overruled | |||||||||
toekomend | er zal overruled worden | er zal overruled zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overruled worden | er zou overruled zijn | |||||||||
lijdende vorm overruled worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overruled worden | overruled te worden | ||||||||
toekomend | overruled zullen worden | overruled te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overruled zijn | overruled te zijn | ||||||||
toekomend | overruled zullen zijn | overruled te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overruled | wordt overruled | wordt overruled | wordt overruled | wordt overruled | worden overruled | worden overruled | worden overruled | |||
verleden (o.v.t.) | werd overruled | werd overruled | werd overruled | werdt overruled | werd overruled | werden overruled | werden overruled | werden overruled | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overruled worden | zult overruled worden | zult overruled worden | zult overruled worden | zal overruled worden | zullen overruled worden | zullen overruled worden | zullen overruled worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overruled worden | zou overruled worden | zou/zoudt overruled worden | zoudt overruled worden | zou overruled worden | zouden overruled worden | zouden overruled worden | zouden overruled worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overruled | bent overruled | bent/is overruled | zijt overruled | is overruled | zijn overruled | zijn overruled | zijn overruled | |||
verleden (v.v.t.) | was overruled | was overruled | was overruled | waart overruled | was overruled | waren overruled | waren overruled | waren overruled | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overruled zijn | zult overruled zijn | zult overruled zijn | zult overruled zijn | zal overruled zijn | zullen overruled zijn | zullen overruled zijn | zullen overruled zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overruled zijn | zou overruled zijn | zou/zoudt overruled zijn | zoudt overruled zijn | zou overruled zijn | zouden overruled zijn | zouden overruled zijn | zouden overruled zijn |