Nederlands

 
Uitspraak
Woordafbreking
  • or·ka
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘walvisachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1862 [1]
  • Afkomstig van het Latijnse orca ("walvis").
enkelvoud meervoud
naamwoord orka orka's
verkleinwoord orkaatje orkaatjes

Zelfstandig naamwoord

de orkam

  1. (walvisachtigen) Orcinus orca   de grootste vertegenwoordiger van de familie der dolfijnen (Delphinidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 als Delphinus orca gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het dier heeft een opvallende rugvin
    • Soms zie je nog orka's in zee. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen