Nederlands

 
Een tuimelaar met jongen.
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • tand·wal·vis·sen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tandwalvissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tandwalvissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tandwalvis
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (walvisachtigen) Odontoceti   een onderorde van de walvisachtigen Cetacea   of een infraorde van de evenhoevigen en walvissen, Cetartiodactyla  
Hyponiemen


Gangbaarheid

Meer informatie