optreden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van optreden | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | optreden | op te treden | ||||||
toekomend | zullen optreden op zullen treden |
te zullen optreden op te zullen treden | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben[1]/zijn[2] opgetreden | te hebben[1]/zijn[2] opgetreden | ||||||
toekomend | opgetreden zullen hebben[1]/zijn[2] | opgetreden te zullen hebben[1]/zijn[2] | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
optredend | opgetreden | ev. treed op |
mv. verouderd treedt op |
trede op (bijzin) optrede | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | treed op | treedt op | treedt op | treedt op | treedt op | treden op | treden op | treden op | |
verleden (o.v.t.) | trad op | trad op | trad op | traadt op | trad op | traden op | traden op | traden op | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal optreden | zult/zal optreden | zult/zal optreden | zult optreden | zal optreden | zullen optreden | zullen optreden | zullen optreden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou optreden | zou optreden | zou(dt) optreden | zoudt optreden | zou optreden | zouden optreden | zouden optreden | zouden optreden | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | optreed | optreedt | optreedt | optreedt | optreedt | optreden | optreden | optreden | |
verleden (o.v.t.) | optrad | optrad | optrad | optraadt | optrad | optraden | optraden | optraden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal optreden op zal treden |
zult/zal optreden op zult/zal treden |
zult/zal optreden op zult/zal treden |
zult optreden op zult treden |
zal optreden op zal treden |
zullen optreden op zullen treden |
zullen optreden op zullen treden |
zullen optreden op zullen treden | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou optreden op zou treden |
zou optreden op zou treden |
zou(dt) optreden op zou(dt) treden |
zoudt optreden op zoudt treden |
zou optreden op zou treden |
zouden optreden op zouden treden |
zouden optreden op zouden treden |
zouden optreden op zouden treden | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
onpersoonlijke lijdende vorm opgetreden worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt opgetreden | er is opgetreden | |||||||
verleden | er werd opgetreden | er was opgetreden | |||||||
toekomend | er zal opgetreden worden | er zal opgetreden zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou opgetreden worden | er zou opgetreden zijn |