opmonteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opmonteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opmonteren | op te monteren | ||||||||
toekomend | zullen opmonteren op zullen monteren |
te zullen opmonteren op te zullen monteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgemonterd | te hebben opgemonterd | ||||||||
toekomend | opgemonterd zullen hebben | opgemonterd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opmonterend | opgemonterd | ev. monter op |
mv. verouderd montert op |
montere op (bijzin) opmontere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | monter op | montert op | montert op | montert op | montert op | monteren op | monteren op | monteren op | |||
verleden (o.v.t.) | monterde op | monterde op | monterde op | monterde op | monterde op | monterden op | monterden op | monterden op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opmonteren | zult/zal opmonteren | zult/zal opmonteren | zult opmonteren | zal opmonteren | zullen opmonteren | zullen opmonteren | zullen opmonteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opmonteren | zou opmonteren | zou(dt) opmonteren | zoudt opmonteren | zou opmonteren | zouden opmonteren | zouden opmonteren | zouden opmonteren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opmonter | opmontert | opmontert | opmontert | opmontert | opmonteren | opmonteren | opmonteren | |||
verleden (o.v.t.) | opmonterde | opmonterde | opmonterde | opmonterde | opmonterde | opmonterden | opmonterden | opmonterden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opmonteren op zal monteren |
zult/zal opmonteren op zult/zal monteren |
zult/zal opmonteren op zult/zal monteren |
zult opmonteren op zult monteren |
zal opmonteren op zal monteren |
zullen opmonteren op zullen monteren |
zullen opmonteren op zullen monteren |
zullen opmonteren op zullen monteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opmonteren op zou monteren |
zou opmonteren op zou monteren |
zou(dt) opmonteren op zou(dt) monteren |
zoudt opmonteren op zoudt monteren |
zou opmonteren op zou monteren |
zouden opmonteren op zouden monteren |
zouden opmonteren op zouden monteren |
zouden opmonteren op zouden monteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgemonterd | hebt opgemonterd | hebt/heeft opgemonterd | hebt opgemonterd | heeft opgemonterd | hebben opgemonterd | hebben opgemonterd | hebben opgemonterd | |||
verleden (v.v.t.) | had opgemonterd | had opgemonterd | had opgemonterd | hadt opgemonterd | had opgemonterd | hadden opgemonterd | hadden opgemonterd | hadden opgemonterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgemonterd hebben | zal/zult opgemonterd hebben | zult/zal opgemonterd hebben | zult opgemonterd hebben | zal opgemonterd hebben | zullen opgemonterd hebben | zullen opgemonterd hebben | zullen opgemonterd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgemonterd hebben | zou opgemonterd hebben | zou/zoudt opgemonterd hebben | zoudt opgemonterd hebben | zou opgemonterd hebben | zouden opgemonterd hebben | zouden opgemonterd hebben | zouden opgemonterd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgemonterd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgemonterd | er is opgemonterd | |||||||||
verleden | er werd opgemonterd | er was opgemonterd | |||||||||
toekomend | er zal opgemonterd worden | er zal opgemonterd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgemonterd worden | er zou opgemonterd zijn | |||||||||
lijdende vorm opgemonterd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgemonterd worden | opgemonterd te worden | ||||||||
toekomend | opgemonterd zullen worden | opgemonterd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgemonterd zijn | opgemonterd te zijn | ||||||||
toekomend | opgemonterd zullen zijn | opgemonterd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgemonterd | wordt opgemonterd | wordt opgemonterd | wordt opgemonterd | wordt opgemonterd | worden opgemonterd | worden opgemonterd | worden opgemonterd | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgemonterd | werd opgemonterd | werd opgemonterd | werdt opgemonterd | werd opgemonterd | werden opgemonterd | werden opgemonterd | werden opgemonterd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgemonterd worden | zult opgemonterd worden | zult opgemonterd worden | zult opgemonterd worden | zal opgemonterd worden | zullen opgemonterd worden | zullen opgemonterd worden | zullen opgemonterd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgemonterd worden | zou opgemonterd worden | zou/zoudt opgemonterd worden | zoudt opgemonterd worden | zou opgemonterd worden | zouden opgemonterd worden | zouden opgemonterd worden | zouden opgemonterd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgemonterd | bent opgemonterd | bent/is opgemonterd | zijt opgemonterd | is opgemonterd | zijn opgemonterd | zijn opgemonterd | zijn opgemonterd | |||
verleden (v.v.t.) | was opgemonterd | was opgemonterd | was opgemonterd | waart opgemonterd | was opgemonterd | waren opgemonterd | waren opgemonterd | waren opgemonterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgemonterd zijn | zult opgemonterd zijn | zult opgemonterd zijn | zult opgemonterd zijn | zal opgemonterd zijn | zullen opgemonterd zijn | zullen opgemonterd zijn | zullen opgemonterd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgemonterd zijn | zou opgemonterd zijn | zou/zoudt opgemonterd zijn | zoudt opgemonterd zijn | zou opgemonterd zijn | zouden opgemonterd zijn | zouden opgemonterd zijn | zouden opgemonterd zijn |