oplazeren
- op·la·ze·ren
oplazeren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oplazeren |
lazerde op |
opgelazerd |
zwak -d | volledig |
- (informeel) (dysfemisme) weggaan
- Ook moslimleiders lieten hun afkeer blijken. De voorganger van de moskee van Parramatta, Neil al-Kadomi, zei vrijdag dat moslims die Australische waarden afwijzen, moeten oplazeren.[3]
- "Ik heb geen idee waarom hij dit doet. Maar ik weet wel dat als iemand niet langer voor deze club wil spelen, hij beter snel kan oplazeren.”[4]
- Het woord oplazeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oplazeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ oplazeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 09 okt. 2015
- ↑ Tubantia 23-JANUARI-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be