opkrassen
- op·kras·sen
- weggaan samenstelling van op en krassen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opkrassen |
kraste op |
opgekrast |
zwak -t | volledig |
- (informeel) (pejoratief) weggaan, weggestuurd worden
- De toon is drastisch veranderd. „Eigen verantwoordelijkheid en flexibiliteit passen bij een moderne arbeidsmarkt” en „een flexibele loopbaan kan een avontuur zijn”, meldde het verkiezingsprogramma van D66 in 2012. Voor de schaduwzijden van flexibel werk was bij de liberalen nauwelijks aandacht. Maar afgelopen weekend sprak D66-leider Alexander Pechtold van „een keiharde tweedeling tussen werknemers”. Vooral mensen met een lage opleiding „mogen opkrassen als een vaste baan aan de orde is”, zei hij in een interview met De Telegraaf. [4]
- Het woord opkrassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opkrassen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ opkrassen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Erik van der Walle 22 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be