• de·ser·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
deserteren
deserteerde
gedeserteerd
zwak -d volledig

deserteren [2]

  1. ergatief (militair) het leger waarin men dient in de steek laten
    • - Er waren veel mannen gedeserteerd. 
    • - Halverwege de oorlog deserteerden er iedere maand meer dan vijfduizend soldaten; sommige bleven gewoon ergens hangen tijdens de oneindig lange marsroutes, andere vluchtten zodra het vuur werd geopend. In mei 1864 — de maand waarin generaal Grant zijn opmars naar het zuiden begon en de maand van de Wildernis — waren er niet minder dan 5371 federale soldaten die het hazenpad kozen. Meer dan 170 verlieten iedere dag het strijdtoneel — zowel dienstplichtigen als vrijwilligers, ontmoedigd of vol heimwee, gedeprimeerd, verveeld, gedesillusioneerd, onbetaald of gewoonweg bang.[3] 
92 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]
  1. deserteren op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Winchester, Simon
    De gekwelde woordenaar vertaald door Peter Out 1998 ISBN 90-254-2146-6 pagina 69
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be