Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·ser·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord deserteur deserteurs
verkleinwoord deserteurtje deserteurtjes

Zelfstandig naamwoord

de deserteurm [3]

  1. (militair) een militair die uit eigen wil zijn legeronderdeel in de steek laat
    • De deserteur werd gepakt en voor de krijgsraad gesleept. 
  2. iemand die zijn eigen club verraad
    • Twee foute renners treffen elkaar in de finale van de wedstrijd, Niki Terpstra is de foute man voor Pieter Weening, want veel te snel in de eindsprint. Weening is de foute man voor Terpstra, want die is van het Rabo-blok dat de overwinning niet weg wil geven. Dan blijkt Weening toch de juiste man voor Terpstra. Hij neemt over en de voorsprong loopt op tot 40 seconden. Voor de Rabo-regisseurs is Weening opeens de meest foute renner van de ploeg. Een deserteur is pas een volwaardige deserteur als hij verliest. Ondeugend zijn mag, maar dan wel met een bloementuil in de hand. Arme Pieter, hij kreeg de volle laag. Een kop van jut op de kermis was er niets bij.[4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen