opdonderen
- Geluid: opdonderen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔbdɔndərə(n) / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɔp.dɔn.də.rə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔp.dɔn.də.rə(n)/
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
opdonderen | opdonderend |
- op·don·de·ren
- samenstelling van op bw en donderen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opdonderen |
donderde op |
opgedonderd |
zwak -d | volledig |
opdonderen
- ergatief heel snel weggaan
- Wil je wel eens snel van mijn erf opdonderen!
- Het woord opdonderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opdonderen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be