ophoping
- op·ho·ping
- Naamwoord van handeling van ophopen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ophoping | ophopingen |
verkleinwoord |
de ophoping v
- het resultaat van op één plaats verzamelen of samenkomen
- Volgens de onderzoekers zijn de eiwitophopingen aanwezig bij ongeveer een op de drie zestigplussers bij wie geen sprake is van dementie. Bij mensen zonder dementie bleek de aanwezigheid van deze ophopingen toch gepaard te gaan met lagere scores op geheugentesten.[2]
- Spoel jij regelmatig dingen door het toilet die daar eigenlijk niet horen? Dan zie je hier het resultaat: in een Londens riool is een ’vetberg’ van maarliefst 250 meter lang en 130 ton zwaar aangetroffen. De smerige ophoping van gestold vet, luiers, olie en condooms wordt door de rioolbeheerder omschreven als ’een compleet monster’.[3]
- Ruim dertig gewonde slachtoffers zijn in een ziekenhuis opgenomen, een deel met ademhalingsproblemen. Vermoed wordt dat een ophoping van gas de oorzaak was van de ontploffing. Die deed zich voor toen werknemers probeerden een locomotief te starten na een aflossing van de dienst.[4]
- accumulatie, hoop, opeenhoping, opeenstapeling, opstapeling, verzameling, samenvoeging, concentratie, cluster, opstopping, berg, klomp, kluit
- Het woord ophoping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ophoping" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 30 nov. 2017
- ↑ de Telegraaf 12 sep. 2017
- ↑ de Telegraaf 04 mei 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be