opgefokt
- op·ge·fokt
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunstmatig, hysterisch’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
- vervoeging van opfokken: voltooid deelwoord (van het scheidbare werkwoord), op te vatten als samenstelling van op bw en gefokt ww [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | opgefokt | opgefokter | opgefoktst |
verbogen | opgefokte | opgefoktere | opgefoktste |
partitief | opgefokts | opgefokters | - |
opgefokt
- opgewonden, nerveus en agressief en dus vervelend
- De aanhouding door die opgefokte motoragent was overdreven.
vervoeging van: | opfokken… |
verbogen vorm: | opgefokte |
opgefokt
- voltooid deelwoord van opfokken
- Het woord opgefokt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opgefokt" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "opgefokt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ opgefokt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be