oorworm
- oor·worm
- van Middelnederlands oorworm, op te vatten als samenstelling van oor zn en worm zn , omdat dit insect vroeger in vermalen vorm als geneesmiddel tegen gehooraandoeningen werd gebruikt of vanwege de misvatting dat de gewone oorworm (Forficula auricularia ) bij voorkeur bij mensen in de oren zou kruipen [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorworm | oorwormen |
verkleinwoord | oorwormpje | oorwormpjes |
de oorworm m
- (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Dermaptera , die grote tangvormige uitsteeksels (cerci) aan het einde van het achterlijf hebben
- Het meisje vond oorwormen ontzettend vies.
- gewone oorworm (Forficula auricularia )
- ▸ De plaag ontstaat een paar maanden later, vroeg in het voorjaar. Natuurlijke vijanden als de oorworm of het lieveheersbeestje van de roze appelluis zijn er dan meestal nog niet, maar met het dak erop voorkom je een plaag alsnog.[4]
- [1] zie de categorie: Oorwormen in het Nederlands
1.1 gewone oorworm (Forficula auricularia)
- Het woord oorworm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oorworm" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ oorworm op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Heiba Targhi Bakkali“Kruipt een oorwurm echt in je oor?” (10 april 2012) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Cosette Molijn“Cabriodak houdt appelluizen tegen” (26 augustus 2019) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be