Een oorworm
(Forficula auricularia)
  • oor·worm
enkelvoud meervoud
naamwoord oorworm oorwormen
verkleinwoord oorwormpje oorwormpjes

de oorwormm

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Dermaptera  , die grote tangvormige uitsteeksels (cerci) aan het einde van het achterlijf hebben
    • Het meisje vond oorwormen ontzettend vies. 
    1. gewone oorworm (Forficula auricularia  )
       De plaag ontstaat een paar maanden later, vroeg in het voorjaar. Natuurlijke vijanden als de oorworm of het lieveheersbeestje van de roze appelluis zijn er dan meestal nog niet, maar met het dak erop voorkom je een plaag alsnog.[4]
93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. oorworm op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Heiba Targhi Bakkali
    “Kruipt een oorwurm echt in je oor?” (10 april 2012) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Cosette Molijn
    “Cabriodak houdt appelluizen tegen” (26 augustus 2019) op nrc.nl  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be