oorwormen
- oor·wor·men
de oorwormen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord oorworm
- ▸ En dan, onverhoeds, werd hij dol en uitgelaten als een jonge snaak: hij liet de papierluizen, de spinnen en de oorwormen in zijn bureau in de steek, liet zijn baard groeien, kamde zich ternauwernood nog, kreeg de helle gloed van een spijbelende wildebras in de ogen.[1]
- meervoudsvorm als officiële benaming (insecten) een orde Dermaptera van gevleugelde insecten. Hoewel ze in aanleg vier vleugels bezitten, vliegen ze zelden tot nooit
- ▸ Insecten met een nimfstadium kennen een onvolledige gedaanteverwisseling. Voorbeelden zijn sprinkhanen, krekels, wandelende takken, kakkerlakken, bidsprinkhanen en oorwormen.[2]
- [2] insecten, zespotigen, geleedpotigen, dieren
- [2] zie de categorie: Oorwormen in het Nederlands
- Het woord oorwormen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Een merel met lange oren.” (1991), Uitgeverij De Roerdomp, Brecht / Antwerpen, ISBN 9063077815, p. 59/60
- ↑ Weblink bron Frans OosterholtKever of kakkerlak : Over ‘Gregor’ van Quim Monzó in: Terras., jrg. 2 nr. 3 (2012), Perdu, Amsterdam, p. 5 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren