Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·zicht·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onzichtbaar onzichtbaarder onzichtbaarst
verbogen onzichtbare onzichtbaardere onzichtbaarste
partitief onzichtbaars onzichtbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onzichtbaar

  1. niet waarneembaar voor het oog
    • De onzichtbare man was een bekend televisieserie 
     Alles stond nu in het teken van het zo snel mogelijk afmaken van de trail, voordat sneeuw het pad onzichtbaar en onbegaanbaar zou maken.[1]
     „Het was een bewolkte, zwoele namiddag; de matrozen hingen lui op het dek rond of staarden wezenloos over het loodkleurige water. Queequeg en ik waren rustig een zogenaamde zwaardmat aan het weven als extra sjorring voor onze sloep. Om ons heen was alles zo stil en gedempt en toch ook vervuld van wat ging komen en in de lucht hing zo’n mijmerachtige betovering dat die zwijgende mannen stuk voor stuk in hun eigen onzichtbare ik leken op te gaan.[2]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron
    Rudy Ligtenberg
    “Ondragelijk wit” (16 april 2008), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be