onverhoeds
- Geluid: onverhoeds (hulp, bestand)
- on·ver·hoeds
- In de betekenis van ‘plotseling’ voor het eerst aangetroffen in 1445 [1]
- Naamwoord van handeling van verhoeden met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -s [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onverhoeds | onverhoedser | onverhoedst |
verbogen | onverhoedse | onverhoedsere | onverhoedste |
partitief | onverhoeds | onverhoedsers | - |
- plotseling zonder dat iemand er op voorbereid is
- De verzekeringsman is vertrouwd met het fenomeen en ook met de nobele, maar onverstandige reflex van autobestuurders om op de rem te gaan staan of onverhoeds uit te wijken. ‘Verzekeringstechnisch kan u die kleine beestjes beter overrijden dan bruusk te remmen. Als u dan een ongeval veroorzaakt, moet u zelf voor de kosten opdraaien.’ [5]
- Een jongen van het ongeduldige soort, zonder gewone kruissnelheid: hij versnelde of hij remde en daartussenin zat niets. Hij liep met één schouder naar voren, alsof hij de meubels opzij wilde duwen, kwam met volle snelheid recht op je af en ging onverhoeds zitten, dat was zijn normale ritme. [6]
1. plotseling zonder dat iemand er op voorbereid is
|
- Het woord onverhoeds staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onverhoeds" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "onverhoeds" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onverhoeds op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard DINSDAG 6 JUNI 2017
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be