ontsmetten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ontsmetten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontsmetten | te ontsmetten | ||||||||
toekomend | zullen ontsmetten | te zullen ontsmetten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontsmet | te hebben ontsmet | ||||||||
toekomend | ontsmet zullen hebben | ontsmet te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontsmettend | ontsmet | ev. ontsmet |
mv. verouderd ontsmet |
ontsmette | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontsmet | ontsmet | ontsmet | ontsmet | ontsmet | ontsmetten | ontsmetten | ontsmetten | |||
verleden (o.v.t.) | ontsmette | ontsmette | ontsmette | ontsmette | ontsmette | ontsmetten | ontsmetten | ontsmetten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontsmetten | zult/zal ontsmetten | zult/zal ontsmetten | zult ontsmetten | zal ontsmetten | zullen ontsmetten | zullen ontsmetten | zullen ontsmetten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontsmetten | zou ontsmetten | zou(dt) ontsmetten | zoudt ontsmetten | zou ontsmetten | zouden ontsmetten | zouden ontsmetten | zouden ontsmetten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontsmet | hebt ontsmet | hebt/heeft ontsmet | hebt ontsmet | heeft ontsmet | hebben ontsmet | hebben ontsmet | hebben ontsmet | |||
verleden (v.v.t.) | had ontsmet | had ontsmet | had ontsmet | hadt ontsmet | had ontsmet | hadden ontsmet | hadden ontsmet | hadden ontsmet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontsmet hebben | zal/zult ontsmet hebben | zult/zal ontsmet hebben | zult ontsmet hebben | zal ontsmet hebben | zullen ontsmet hebben | zullen ontsmet hebben | zullen ontsmet hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontsmet hebben | zou ontsmet hebben | zou/zoudt ontsmet hebben | zoudt ontsmet hebben | zou ontsmet hebben | zouden ontsmet hebben | zouden ontsmet hebben | zouden ontsmet hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontsmet worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontsmet | er is ontsmet | |||||||||
verleden | er werd ontsmet | er was ontsmet | |||||||||
toekomend | er zal ontsmet worden | er zal ontsmet zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontsmet worden | er zou ontsmet zijn | |||||||||
lijdende vorm ontsmet worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontsmet worden | ontsmet te worden | ||||||||
toekomend | ontsmet zullen worden | ontsmet te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontsmet zijn | ontsmet te zijn | ||||||||
toekomend | ontsmet zullen zijn | ontsmet te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ontsmet | wordt ontsmet | wordt ontsmet | wordt ontsmet | wordt ontsmet | worden ontsmet | worden ontsmet | worden ontsmet | |||
verleden (o.v.t.) | werd ontsmet | werd ontsmet | werd ontsmet | werdt ontsmet | werd ontsmet | werden ontsmet | werden ontsmet | werden ontsmet | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontsmet worden | zult ontsmet worden | zult ontsmet worden | zult ontsmet worden | zal ontsmet worden | zullen ontsmet worden | zullen ontsmet worden | zullen ontsmet worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontsmet worden | zou ontsmet worden | zou/zoudt ontsmet worden | zoudt ontsmet worden | zou ontsmet worden | zouden ontsmet worden | zouden ontsmet worden | zouden ontsmet worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ontsmet | bent ontsmet | bent/is ontsmet | zijt ontsmet | is ontsmet | zijn ontsmet | zijn ontsmet | zijn ontsmet | |||
verleden (v.v.t.) | was ontsmet | was ontsmet | was ontsmet | waart ontsmet | was ontsmet | waren ontsmet | waren ontsmet | waren ontsmet | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontsmet zijn | zult ontsmet zijn | zult ontsmet zijn | zult ontsmet zijn | zal ontsmet zijn | zullen ontsmet zijn | zullen ontsmet zijn | zullen ontsmet zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontsmet zijn | zou ontsmet zijn | zou/zoudt ontsmet zijn | zoudt ontsmet zijn | zou ontsmet zijn | zouden ontsmet zijn | zouden ontsmet zijn | zouden ontsmet zijn |