• ont·smet·ten
  • Afgeleid van smet met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontsmetten
ontsmette
ontsmet
zwak -t volledig

ontsmetten

  1. overgankelijk, (medisch) kleine organismen zoals bacteriën gericht doden
  2. overgankelijk besmetting met chemicaliën of radioactieve stoffen ongedaan maken, van smetstoffen ontdoen
vervoeging van
ontsmetten

ontsmetten

  1. meervoud verleden tijd van ontsmetten
    • Wij ontsmetten. 
    • Jullie ontsmetten. 
    • Zij ontsmetten. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be