• on·rust·ba·rend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onrustbarend onrustbarender onrustbarendst
verbogen onrustbarende onrustbarendere onrustbarendste
partitief onrustbarends onrustbarenders -

onrustbarend [1]

  1. van iets of iemand dat het mensen bang en bezorgd maakt zodat er onrust ontstaat
    • Dat zoveel mensen bang en boos zijn vind ik een onrustbarende ontwikkeling. 
    • ‘Als een pessimist zegt dat een glas halfleeg is, zal een Bulgaar antwoorden dat het nóg erger is. Het glas is op zijn minst half gebroken.’ Ivan Krastev is trots dat hij tot het somberste volk ter wereld behoort. Toch vertoont hij na de Franse verkiezingen onrustbarende symptomen van optimisme. ‘Ik ben bijna zeker: de populisten zullen hun anti-Europese houding afzwakken.’[2] 
    • "De ongelofelijke en brutale excessen van geweld tonen op een onrustbarende manier dat in Duitsland en veel andere Europese landen een heel erg actieve links-extremistische scene bestaat", aldus Mayer. Van de ruim 400 gearresteerde relschoppers zitten er volgens Duitse media vandaag nog 225 vast. De meeste arrestanten komen uit Duitsland, maar er zijn ook buitenlanders aangehouden: 37 Italianen, 25 Fransen en meerdere mensen uit Nederland, Oostenrijk, Spanje en Zwitserland.[3] 
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 13 mei 2017
  3. Tubantia Chris Klomp 10 juli 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be