ondicht
- on·dicht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondicht | ondichten |
verkleinwoord |
het ondicht o
- een tekst die niet rijmt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ondicht | ondichter | ondichtst |
verbogen | ondichte | ondichtere | ondichtste |
partitief | ondichts | ondichters | - |
ondicht
- Het woord ondicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ondicht" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be