onderkoelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van onderkoelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderkoelen | te onderkoelen | ||||||||
toekomend | zullen onderkoelen | te zullen onderkoelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben onderkoeld | te hebben onderkoeld | ||||||||
toekomend | onderkoeld zullen hebben | onderkoeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
onderkoelend | onderkoeld | ev. onderkoel |
mv. verouderd onderkoelt |
onderkoele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderkoel | onderkoelt | onderkoelt | onderkoelt | onderkoelt | onderkoelen | onderkoelen | onderkoelen | |||
verleden (o.v.t.) | onderkoelde | onderkoelde | onderkoelde | onderkoelde | onderkoelde | onderkoelden | onderkoelden | onderkoelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderkoelen | zult/zal onderkoelen | zult/zal onderkoelen | zult onderkoelen | zal onderkoelen | zullen onderkoelen | zullen onderkoelen | zullen onderkoelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderkoelen | zou onderkoelen | zou(dt) onderkoelen | zoudt onderkoelen | zou onderkoelen | zouden onderkoelen | zouden onderkoelen | zouden onderkoelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb onderkoeld | hebt onderkoeld | hebt/heeft onderkoeld | hebt onderkoeld | heeft onderkoeld | hebben onderkoeld | hebben onderkoeld | hebben onderkoeld | |||
verleden (v.v.t.) | had onderkoeld | had onderkoeld | had onderkoeld | hadt onderkoeld | had onderkoeld | hadden onderkoeld | hadden onderkoeld | hadden onderkoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderkoeld hebben | zal/zult onderkoeld hebben | zult/zal onderkoeld hebben | zult onderkoeld hebben | zal onderkoeld hebben | zullen onderkoeld hebben | zullen onderkoeld hebben | zullen onderkoeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderkoeld hebben | zou onderkoeld hebben | zou/zoudt onderkoeld hebben | zoudt onderkoeld hebben | zou onderkoeld hebben | zouden onderkoeld hebben | zouden onderkoeld hebben | zouden onderkoeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm onderkoeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt onderkoeld | er is onderkoeld | |||||||||
verleden | er werd onderkoeld | er was onderkoeld | |||||||||
toekomend | er zal onderkoeld worden | er zal onderkoeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou onderkoeld worden | er zou onderkoeld zijn | |||||||||
lijdende vorm onderkoeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderkoeld worden | onderkoeld te worden | ||||||||
toekomend | onderkoeld zullen worden | onderkoeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | onderkoeld zijn | onderkoeld te zijn | ||||||||
toekomend | onderkoeld zullen zijn | onderkoeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word onderkoeld | wordt onderkoeld | wordt onderkoeld | wordt onderkoeld | wordt onderkoeld | worden onderkoeld | worden onderkoeld | worden onderkoeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd onderkoeld | werd onderkoeld | werd onderkoeld | werdt onderkoeld | werd onderkoeld | werden onderkoeld | werden onderkoeld | werden onderkoeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderkoeld worden | zult onderkoeld worden | zult onderkoeld worden | zult onderkoeld worden | zal onderkoeld worden | zullen onderkoeld worden | zullen onderkoeld worden | zullen onderkoeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderkoeld worden | zou onderkoeld worden | zou/zoudt onderkoeld worden | zoudt onderkoeld worden | zou onderkoeld worden | zouden onderkoeld worden | zouden onderkoeld worden | zouden onderkoeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben onderkoeld | bent onderkoeld | bent/is onderkoeld | zijt onderkoeld | is onderkoeld | zijn onderkoeld | zijn onderkoeld | zijn onderkoeld | |||
verleden (v.v.t.) | was onderkoeld | was onderkoeld | was onderkoeld | waart onderkoeld | was onderkoeld | waren onderkoeld | waren onderkoeld | waren onderkoeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderkoeld zijn | zult onderkoeld zijn | zult onderkoeld zijn | zult onderkoeld zijn | zal onderkoeld zijn | zullen onderkoeld zijn | zullen onderkoeld zijn | zullen onderkoeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderkoeld zijn | zou onderkoeld zijn | zou/zoudt onderkoeld zijn | zoudt onderkoeld zijn | zou onderkoeld zijn | zouden onderkoeld zijn | zouden onderkoeld zijn | zouden onderkoeld zijn |